Requiem: Hoofdstuk 2 (2e deel)












          Hij had er geen idee van hoeveel tijd er was voorbijgegaan toen hij uit zijn herinneringen werd gerukt door een geluid dat hem naar het heden terugbracht.
‘Meneer March, Stephen March?’ vroeg de stem nogmaals. Hij keek op en knikte aarzelend bevestigend terwijl hij tegelijkertijd moeilijk rechtkwam uit zijn stoel. Het leek alsof hij even was ingedut en een ietsje verdwaasd weer wakker werd. De shock van de feiten en de daaropvolgende identificatie liet duidelijk zijn sporen na.
‘Mijn medeleven met uw verlies, meneer March, ik besef dat het moeilijk moet zijn, maar helaas zal ik u een paar vragen moeten stellen over uw halfzus…het slachtoffer Suzy Chang?’
 De man sprak perfect Engels en was gekleed in het uniform van de veiligheidsdienst. Hij zette zich neer en haalde een klein plat zwart apparaatje uit de binnenzak van zijn jas, duwde op een knopje en legde het voor hem op de tafel.
‘Beter dan al die papierverspilling uit de vorige decennia, vindt u ook niet?’ begon de man.‘Ik ben hoofdinspecteur Norino Vastai. Mag ik u ook voorstellen aan onze patholoog-anatoom, de heer Kim Huang, die de lijkschouwing heeft verricht?’
Huang maakte een korte buiging met het hand op zijn hart en gaf Stephen dan ook de Westerse handdruk die gebruikelijk was in de Oude Wereld en zette zich ook neer naast de hoofdinspecteur.
Hoofdinspecteur Vastai was een kleine corpulente Japanner met een kortgeschoren militair kapsel. Zijn ogen waren heel opmerkzaam en bekeken Stephen op een onderzoekende manier. Beroepsmisvorming waarschijnlijk. De lijkschouwer Kim Huang, van Chinese oorsprong was eerder het tegenovergestelde type van de hoofdinspecteur. Kim Huang was eerder wat aan de magere kant met haar dat het best beschreven kon worden als een weerspannige ragebol. Het verstrooide professortypetje…misschien? Stephen wist dat het uiterlijk soms misleidend kon zijn.
‘Maak het u maar gemakkelijk’, waarop de inspecteur op de stoel wees waar hij juist uit rechtgekomen was, ‘ik veronderstel dat u met verschillende vragen zit omtrent het overlijden van uw halfzus Suzy Chang. Maar laat mij misschien even kort samenvatten wat ik u mag of kan vertellen over deze zaak. Misschien zal dat al enige vragen beantwoorden.’ Norino Vastai zette zich neer rechtover Stephen terwijl de heer Huang recht bleef staan.
Het was March niet ontgaan dat de politieman de zinsnede ‘mag of kan’ gebruikte. Op dat moment voelde hij dat er hier sprake was van een of ander speciaal geval. Niettegenstaande zijn verdriet en een drukkende vermoeidheid verscherpte automatisch zijn aandacht. Hij schudde even kort, niet onopgemerkt voor de onderzoekende blik van Norino Vastai, zijn hoofd om zijn geest wat klaarder te krijgen. Zijn diplomatieke achtergrond en invloed zou hier misschien meer dan nodig zijn om de waarheid boven water te halen.
‘Ik luister,’ antwoordde hij afwachtend en keek de hoofdinspecteur recht in die opmerkzame ogen.
‘De stoffelijke resten van Suzy Chang, dochter van Kathy Chang, uw overleden stiefmoeder,’ begon de heer Vastai,’werden gisterenmorgen in de ‘Deeplands’ op een afstand van een vijftal kilometer van de ‘Catacomben’ ontdekt door een toevallige voorbijganger. Zij werd gevonden…’ hier stopte hij even om zijn woorden zo tactvol mogelijk te formuleren,’ in de toestand zoals u hebt kunnen constateren bij de identificatie. Zij moet de avond voordien overleden zijn tussen tien en elf uur volgens de eerste onderzoeken. Het slachtoffer werd verminkt… vermoedelijk “na” haar dood om zoals we veronderstellen de identificatie te bemoeilijken, daarover hebben we nog geen uitsluitsel. Misschien kan het ook gewoon een sadistische daad van een psychopathische moordenaar zijn.’ Hier stopte hij even om Stephen March de tijd te geven om alles te verwerken.
De lijkschouwer had bij het commentaar van de commissaris iets willen toevoegen toen Vastai sprak over het tijdstip van de verminking, maar kreeg een waarschuwende blik toegeworpen van de man zodanig dat hij zijn reactie weer inslikte en wat verdwaasd naar de grond keek. Vreemd?
‘Wij vonden echter wel een kort briefje in de voering van haar jas. Het briefje was waarschijnlijk door een gat in de jaszak in de voering gegleden. Ik veronderstel niet dat het de bedoeling was.  Dat moet de moordenaar over het hoofd hebben gezien, als hij de identificatie van het slachtoffer wilde vermijden. Maar op die manier hebben wij de nodige link naar u kunnen leggen. Aan de andere kant waren wij bijna honderd procent zeker dat het over Suzy Chang ging. Haar identificatiechip, die bij haar werd ingeplant toen ze een tijdje in de Oude wereld verbleef bij wijlen uw vader en Kathy Chang,…,’ hij nam weer even de tijd om zijn woorden te wikken en te wegen, fronste de wenkbrauwen en keek even diep in de ogen van Stephen en ging toen verder, ‘werd weliswaar beschadigd in een poging om die te verwijderen, echter met minder succes dan bedoeld. Onze ict-diensten hebben na wat mislukte pogingen en heel wat puzzelwerk er toch nog haar naam kunnen uit te voorschijn krijgen, die ons vermoeden bevestigde door het briefje,’ verklaarde hij in zijn statement,’maar u begrijpt dat wij een onafhankelijke en persoonlijke identificatie nodig hadden voor onze dossiers.’
Stephen liet deze woordenvloed over zich vloeien en onthield er maar enkele woorden van: ‘Deeplands’, ‘briefje’ en de ‘Catacomben’, ‘Identificatiechip beschadigd’. De Deeplands en de Catacomben waren buurten die men normaal niet bij donker frequenteert. Wat deed Suzy daar? Over de brief verwonderde hij zich nog het meest.
‘Een brief? Hoe bedoelt u dat die brief de link naar mij heeft kunnen leggen? Ik schreef nooit brieven naar Suzy. Wij hadden regelmatig via mail of ons mobieltje contact. Meestal als ik in de Nieuwe Wereld op diplomatieke missie was,  kwam ik steevast bij haar op bezoek, maar dat was het ook. Wat stond er op dat briefje?’
De heer Vastai twijfelde een paar tellen, wat Stephen natuurlijk direct opmerkte. Het was een van zijn vaardigheden om de lichaamstaal van de mensen te kunnen lezen, een van de vereiste en hoog gewaardeerde kenmerken als diplomaat, die hem al meermaals het voordeel in een bespreking had verschaft.
‘Uw naam, laten we het daarop houden, meneer March.’ Meer zou hij hierover niet horen, nu toch niet, maar Stephen March had zo zijn bronnen, dat kwam later wel. Ze waren nog niet met hem klaar.
‘Ik veronderstel dat u de dader nog niet heeft kunnen opsporen anders had u mij dat toch medegedeeld. Hebt u sowieso al verdachten?’ Stephen March knipperde niet eens met zijn ogen toen hij deze vraag stelde. Zijn zintuigen en opmerkzaamheid draaiden nu pas op volle toeren. Hij duwde zijn vermoeidheid naar de achtergrond en voelde dat er hier meer aan de hand was. Men wou hem hier met een kluitje in het riet sturen. Niettegenstaande zijn verdriet was hij nu wel weer heel opmerkzaam. Noch Chinezen of Japanners zouden hier met zijn voeten spelen. Dan kenden ze Stephen March nog niet.
‘Nee…helaas niet, meneer March, maar wij houden u van de vordering van deze zaak op de hoogte’, antwoordde Vastai terwijl hij even naar Kim Huang keek. Weer die enkele tel van twijfel en het wegkijken naar links. Norino Vastai was rechtshandig en zou als hij uit zijn herinneringen putte normaal gezien naar rechts kijken. Hij had een goede leermeester gehad aan zijn vader Thomas die hem dat ooit nog had uitgelegd. Een rechtshandige kijkt naar rechts als hij het deel van zijn hersenen gebruikte waar zijn herinneringen werden opgeslagen, dan spreekt hij de waarheid of probeert zich de waarheid te herinneren. Het tegendeel hier in dit geval duidde daarom glashelder aan dat inspecteur Vastai niet de volle waarheid vertelde of iets aan het verzinnen was.
‘Als u nog vragen hebt voor de heer Huang, stel ze gerust,’ voegde de hoofdinspecteur er nog aan toe, ‘wij willen de broze vriendschap van de Oude en Nieuwe Wereld niet schenden, niet op de minste wijze,’ en weer ging een blik heen en weer tussen Norino Vastai en Kim Huang.
Die hielden beslist iets achter. Stephen had geen vragen voor de heer Huang. Het kon Suzy toch niet terugbrengen als hij om nog meer details over haar verwondingen zou vragen maar hij had er wel nog eentje voor de hoofdinspecteur van de veiligheidsdienst.
‘Oké, ik begrijp het! U wilt dus niets meer aan mij kwijt,’ wat hem een bedachtzame blik van de hoofdinspecteur bezorgde. ‘Misschien nog wel een kleine vraag waarop u wél kan antwoorden. Is haar appartement al vrijgegeven? Kan ik het bezoeken zonder dat ik uw lopende onderzoek belemmer?’ vroeg hij, zijn woorden duidelijk wegend om hen niet voor het hoofd te stoten, want hij had de verstrakking bij Norino Vastai na zijn korte beschuldiging bemerkt .
Stephen had vooraf al een vijftal dagen uitgetrokken om wat verloren tijd in te halen met zijn halfzus. Hij had niet geweten dat hij ze op deze manier zou moeten doorbrengen. Op die manier moest hij wel geen verantwoording afleggen aan de thuisbasis voor zijn afwezigheid. Bij hoogdringendheid konden ze hem trouwens altijd bereiken op zijn mobieltje.
‘Natuurlijk, de heer Huang zal u de nodige zaken overhandigen, wat er overblijft van haar klederen en de rest van haar persoonlijke bezittingen die zij op zak had. Als u geen vragen meer hebt…?’ besloot de hoofdinspecteur.
Stephen had dan toch nog een vraagje voor de patholoog-anatoom.‘ Mag ik dan toch nog een vraag stellen aan de heer Huang?’ Hij voegde de daad bij het woord toen de heer Huang knikte. ‘Hebt u de eigenlijke doodsoorzaak al vastgesteld?’ vroeg Stephen. Weer keek hij vooral naar de woordloze communicatie tussen de twee mensen voor hem. Er was telkens een moment van onderhuidse spanning die heerste vooraleer er een antwoord werd gegeven.
‘Uw zus is gestorven aan de gevolgen van een slagaderlijke bloeding, meneer March,‘ antwoordde Huang. ‘Ik kan u verzekeren dat ze niet lang heeft geleden. Wij hebben na het toxicologisch onderzoek een stof in haar lichaam gevonden die erop duidt dat ze verdoofd was.’
Stephen merkte op dat de patholoog-anatoom er niet bij vermeldde of dat verdovende middel nog werkte toen men Suzy vermoordde. De antwoorden die hij hier kreeg, waren niet naar zijn zin. Hij zou zelf op onderzoek moeten of anders bleef hij even onwetend als hij hier een paar uur geleden toegekomen was. Voor zijn eigen gemoedsrust zou hij meer moeten weten dan wat ze hem hier kwijtwilden. Toch bedankte hij de heer Huang in zijn eigen landstaal: Xiè xiè, bedankt’

‘Bù yòng xiè, graag gedaan’ antwoordde Kim Huang werktuigelijk maar verbaasd terug in het Chinees. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Chateau Rouge: Deel 12