Requiem: Hoofdstuk 6 (2e deel)












           Ik veegde vermoeid maar voldaan het zweet uit mijn ogen. Na een intensieve training waarbij ik alle bewegingen van de ‘Kami Akai’ had uitgevoerd in een schijngevecht tegen mijn ingebeelde tegenstrever was mijn stress ‘bijna’ volledig weggewerkt. Een reeks van 120 bewegingen die in een volmaakte symmetrie in elkaar uitvloeiden was de grondslag van een vechtsport waarin ik vanaf mijn zevende levensjaar was opgeleid. Er waren weliswaar combinaties die uit minder bewegingen bestonden naargelang die op een bepaalde situatie moesten toegepast worden, maar ik had uit frustratie en lichamelijke noodzaak de ganse reeks afgewerkt. Zowel mijn lichaam als mijn geest had dit nodig.
Actief afreageren in een oefensessie die opgebouwd was uit verdedigende maar ook aanvallende bewegingen. De wisselwerking had steeds een kalmerend effect op mij. Het was een wisselwerking van verschillende functies van het lichaam. De oogreflexen die op een tegenbeweging moesten reageren, de adembeheersing in samenhang met het doorgronden van de vechtsituatie in het geval men met een echte tegenstrever te maken had, alles was van belang. Al deze zaken moesten zo op elkaar inspelen dat op het einde van de sessie men zich een  pak beter voelde door de vrijgekomen endorfine. Een positieve reactie op de massa negatieve agressie die men in zijn systeem tijdens een bepaalde periode had opgebouwd. Dat was de enige juiste weg naar evenwicht volgens mijn vader Arturo Mitsukai, die tevens mijn leermeester was geweest in de ‘Kami Akai’. Vrij vertaald betekend Kami Akai de Rode Geesten. De beoefenaar van deze vechtkunst moet als een geest zijn. Vlug en onzichtbaar, op het ene moment nog tegenover zijn tegenstander, het andere moment neerkijkend als overwinnaar op zijn gevloerde tegenstander. Het rood van Akai staat voor de kracht van de zon. De kracht waarmee men toeslaat, de warmte van de energie die vrijkomt waarmee men de vijand verzengt.
Het was niet zomaar dat ik deze keer de dojo 'Shogi' had uitgekozen voor mijn training. Het was ook de dojo waar een  aantal van de leden van de Skeelers hun vechtsport beoefenden. Ji Lang, een oude kennis, die sinds mijn tiende levensjaar, samen onder dezelfde Meester was opgeleid, kwam nog regelmatig langs en hij was de persoon die mij misschien kon helpen. Vandaag had hij een afspraak om vier uur in de namiddag. Deze info had ik verkregen aan de balie door mijn natuurlijke charmes in de ring te werpen. Soms gaf dit nog betere resultaten dan een rondje vechten. Even een kwartiertje uitzweten op de loopband en dan had ik enkele prangende vragen te stellen.
Ji kwam stipt om vier uur de dojo binnen. Hij bezat de Rode Cirkel net zoals ik. De een na beste ‘Kami’. Het waren maar de meesters die na het dragen van de Rode Cirkel gedurende vele jaren uiteindelijk de kans kregen om de Gouden Cirkel te verdienen. De rode zon die op zijn sterkst en op zijn hoogste punt een gouden bol wordt. Daarom was dit ook de hoogste onderscheiding in de Kami Akai, de beste zijn onder de beste. Na een periode van het verdedigen van de Rode Cirkel kon men volgens de regels van de Kami Akai nog een tiental proeven afleggen, een soort eindexamen. Wie daarin vlekkeloos in slaagde, kreeg de Gouden Cirkel. Dit was voor elk van hen een beproeving van hun jarenlange ervaring en kennis die zij in deze vechtsport hadden opgedaan. Het was dus niet verwonderlijk dat het maar weinigen die deze eer toebedeeld werden.
Ik kwam Ji tegemoet en boog met mijn rechterhand tegen mijn hart gedrukt. Ji glimlachte en groette terug. ‘ Mijn innige deelneming Yukiko,’ waren zijn eerste woorden. Ik bedankte hem voor zijn medeleven. Het werd een werktuiglijke reactie. Zoveel mensen hadden dit al gedaan en al twijfelde ik niet aan hun woorden, mijn reactie kwam er uit zonder dat ik erbij nadacht, ik wilde er niet dieper op ingaan. Ik hoopte enkel maar dat met daar geen aanstoot aan nam.
‘Het is lang geleden dat we elkaar hebben ontmoet,’ vervolgde Ji. ‘Wat brengt je hier vandaag? Wat uit conditie of zo,’ plaagde hij me. We hadden het altijd goed met elkaar kunnen vinden, mijn vader had hem ook altijd een volgzame en veelbelovende leerling gevonden. ‘Integendeel, vandaag voel ik me echt in vorm, misschien win ik wel van je,’ daagde ik  hem plagend uit.
Ji Lang kon die uitdaging niet naast zich neerleggen en wees met een grijnzende blik naar de vrije mat aan zijn linkerzijde. We namen onze beginpositie in, groetten volgens de regels en begonnen in een aftastende fase als twee tijgers rond elkaar heen te bewegen. Zowel Ji als ikzelf probeerden eerst enkele schijnbewegingen uit. Dit om de actie en de reactie van de tegenstrever uit te testen. Ik had vroeger nog ervaren dat Ji soms iets té zelfzeker was en meestal nogal vlug in de aanval ging. Juist om die reden kwam hij regelmatig wat te dicht in mijn slagbereik. Ik moest natuurlijk ermee rekening houden dat het een schijnbeweging of uitlokkingsmanoeuvre kon zijn.
Ik probeerde een aanvallende beweging uit en kreeg inderdaad direct de wind tegen en tevens een staaltje van de kracht die achter zijn gevaarlijke linkse schuilde. Was ik die vermaarde linkse van hem even vergeten. Ik voelde de kracht van de Kami Akai en telde wat sterretjes, schudde mijn hoofd en stelde mijn verdediging bij. Ik veinsde echter dat ik niet direct bekomen was van zijn aanval. Ji liep er met beide ogen wijd open in mijn opgezette val. Deze keer toch!
Ik ontweek nu wel zijn zoevende linkse, voelde de kracht net boven mijn hoofd in de lucht krachteloos uiteenspatten en verdwijnen. Met een maaiende beenbeweging werd Li door mij gevloerd. Daarna vroeg hij natuurlijk om revanche en won die, na een wat langere partij aftasten, schijnbewegingen en uiteindelijk lag ik op mijn buik in een houdgreep die net voor de genadeslag komt.  Het was een strijd met enkele meesterlijke staaltjes van Kami Akai en de toevallige aanwezigen stopten hun training gedurende het gevecht om dit gebeuren tussen twee Rode Cirkels te volgen. We kregen zelf een appreciërend applausje na iedere ronde.
            Na de tweede partij maakte ik met mijn armen de gekruiste beweging over mijn borst als teken dat ik de wedstrijd voor bekeken hield. We hadden beiden elk een wedstrijd gewonnen en dat was goed voor mijn volgende stap, zeker nadat Ji Lang de laatste overwinning op zijn palmares had kunnen schrijven.
Nadat we ons wat hadden opgefrist, kwamen we zoals we vooraf hadden afgesproken na de wedstrijd, elkaar terug tegen in de inkomhal van de Shogi. ‘Hei, Ji, mag ik je wat aanbieden in de bar, om ons weerzien te vieren, wat dacht je? Is melk nog altijd je favoriete drankje,’ lachte ik.
Ji fronste gespeeld verontwaardigd de wenkbrauwen. ‘Wat een domme vraag Yu, je weet toch dat dit witte goedje voor mij de ultieme drug is.’ Het was zijn grapje, waarmee hij menigeen al op het verkeerde been had gezet. Diegene die hem nog niet kenden dachten dat hij het over cocaïne had, maar Ji was doodserieus als hij het over zijn glaasje melk had. ‘Laat maar komen, Yu, dat sla ik niet af. Let’s party!’ Onwillekeurig dacht ik aan Gekko met zijn vreemde taaluitroepen. Ji sprak echter heel wat beter Engels. Zowel Chinezen als Japanners hadden nogal problemen met de uitspraak van het Engels, niettegenstaande dat in de 22e eeuw het Engels overal als voertaal werd gebruikt wegens de multiculturele gemeenschappen zowel in de Oude als in de Nieuwe Wereld.
            Aan de bar vertelden we beiden onze belevenissen van het laatste jaar nadat hij nog eens zijn gemeende deelneming betoogde in het verlies van mijn ouders. We haalden enkele herinneringen op, die ons beiden goed deden. Om het ijs wat te breken was dit steeds een goede methode. Maar uiteindelijk stelde ik hem de vraag waarom ik hier was gekomen.
‘Jij hebt toch ook een paar vrienden bij de Skeelers verloren, dacht ik gelezen te hebben?’ begon ik aftastend.
‘Ach, breek me de mond niet open, een zeer onsmakelijke zaak, Yukiko. Het maalt mij nog altijd door het hoofd dat Myo en Dakai er niet meer zijn. Je leven op zo’n bloederige manier verliezen. Verminkt en dan uiteindelijk onthoofd, ik mag er gewoon niet aan denken. Als ik de dader onder handen zou krijgen, ik weet niet of ik mij zou kunnen beheersen. Dan zou ik niet stoppen vóór de genadeslag!’
Hij keek met een kwade blik naar zijn glas melk en even dacht ik dat het glas in zijn stevige greep uiteen zou spatten, zo wit werden de knokkels op zijn hand.
‘Ji, ik weet niet of dit toevallig is, het kan bijna niet, maar mijn ouders zijn op dezelfde manier gestorven. Misschien kunnen we samen wat meer trachten te weten te komen want wat ik van de veiligheidsdienst heb vernomen is allesbehalve noemenswaard, je zou bijna denken dat ze dingen achterhouden.’
            Ji Lang keek me een poos aan en ik liet hem in stilte zijn beslissing maken. ‘Als jij je info met me deelt, waarom zou ik dat niet doen, misschien wordt het niets, misschien wel, maar ik ben het met je eens dat de mensen van de veiligheidsdienst deze zaken in de doofpot willen stoppen. Misschien gaat dit zaakje hen gewoon hun petje te boven. Wat hebben ze tot nu toe bereikt. Niets, zero, nada!’
Ik vertelde hem over mijn bezoek bij Gerekko Dai en vermeldde de illegale inbraak in het systeem van de veiligheidsdienst. Ji trok een tel de wenkbrauwen op, maar de glimlach op zijn lippen, deed me na enige aarzeling gerustgesteld verder spreken. ‘Die Stephen March, zou die iets meer kunnen weten? Heb jij nog elementen in deze moorden die ons wat verder zou kunnen brengen?
            ‘Ik heb misschien nog iets beters….,’ hij liet in de stilte die op deze woorden volgden de spanning opbouwen en keek me met het hoofd wat schuin, recht in de ogen, ‘Een Skeeler heeft de ontvoering gezien van Myo en Dakai en heeft mogelijk wat meer informatie over dat moorddadig beest. Wie weet kan het iets zijn wat ons verder kan helpen om de dader op te sporen!’
Nu keek ík hem op mijn beurt recht in de ogen. ‘Dus je wilt ook, net zoals ik een onafhankelijk onderzoekje starten naar de moordenaar of moordenaars, heb ik dit goed begrepen?’
Ji knikte. ‘Ik krijg geen steun hiervoor bij de andere  Skeelersverklaarde hij, ‘je weet dat de overheid het niet zo heeft op bendevorming en zo. Zij laten ons oogluikend toe, als wij maar binnen de hun uitgetekende lijntjes lopen. Maar mijn vriend waarvan ik sprak, is wellicht de enige die er anders over denkt. We hebben trouwens samen een klein import-exportbedrijfje in kunstvoorwerpen opgericht dat aardig wat opbrengt.’
Ik kreeg wat hoop, je weet maar nooit, alle kleine aanwijzingen konden misschien één goed spoor opleveren.’Waar woont hij, hoe heet hij…?’
Ji glimlachte om mijn enthousiasme. ‘Nog altijd de ongedurige Yu zoals vroeger, altijd direct op de man af. Wij noemen hem sinds een tijdje Eagle Eye, vraag me waarom?
            ‘Waarom?’ Wat was ik toch weer een gehoorzaam en volgzaam meisje!
‘Bij een schermutseling een tiental jaar geleden heeft hij één van zijn ogen verloren,’ vertelde Ji. ‘Toch is hij niet bij de pakken blijven zitten en met implantatie van de bionische lichaamsdelen die heden ten dage bij zo’n geval wonderen kunnen verrichten, werd bij hem zo’n hightech oog ingeplant. Soms is een mens zelfs beter af met die intelligente implantaten. Hij ziet simpelweg duizend keer beter met zijn nieuwe oog. Net een arend die kilometers ver kan zien,’ glimlachte Ji. ‘Plus de extra’s die je meekrijgt met zo’n intelligent oog zoals de projectie van internetgegevens of binnenkomende mails die via een link met je mobieltje op je netvlies worden geprojecteerd. En dan mag je de zoom- en opnamefunctie niet vergeten en nog een aantal zaken die ik waarschijnlijk niet eens begrijp. Al wordt je een stuk machine, je bent misschien zelfs beter af met twee zo’n ogen,’besloot Ji die altijd al voorstander van technologische hoogstandjes was geweest.
Met een laatste slok leegde hij zijn drankje, nam zijn vest en wenkte me. ‘Genoeg gepraat, kom mee naar ons nederig stulpje aan de stadsrand. Daarmee bedoel ik vanzelfsprekend de ‘Swift’, de meetingplaats van de Skeelers. Ik stel je hem gewoon even voor en dan zien we wel of we een bruikbaar spoor hebben.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Chateau Rouge: Deel 12