Requiem: Hoofdstuk 14 (1e deel)









14



            Markus Moore zat terug voor zijn scherm. Een plaats waar hij de laatste maanden vele uurtjes had doorgebracht. Gelukkig voor hem bestond het team die de man volgde uit vier personen en losten ze elkaar af om de zes uur. Zodoende konden ze hem 24 op 24 uur opvolgen en eventueel bijsturen. Ze hadden voor het gemak en ook voor de veiligheid van het project hem de codenaam ‘Michael’ meegegeven. Buiten zijn team waren er niet veel mensen op de hoogte van hun praktijken in het gebouw aan de United Nations Plaza, New York.
            De Trump World Tower die zich eertijds daar bevond werd na de Grote Oorlog wegens grote schade afgebroken en men had een nog grotere en nog meer prestigieuze wolkenkrabber gebouwd op dezelfde plaats. De Trump World Tower was ooit 262,44 m hoog en telde officieel 72 verdiepingen – niettegenstaande de liftpanelen vreemd genoeg 90 verdiepingen aangaven – en in het begin van de 21e eeuw ’s was hij 's werelds hoogste woontoren. Nu stond er een mastodont van bijna 915 meter hoog en 250 verdiepingen. De ‘Old World Highest’ was de hoogste wolkenkrabber van de hele Oude Wereld. Een gebouw die als een naald uit de skyline stak. Een knap staaltje architectuur die het tot een van de meest bezienswaardigheden van New York bestempelde.
            Er was nergens een papieren spoor naar de eigenaar van de laagste verdieping. Deze verdieping was ook niet te bereiken via de ‘gewone’ lift in de Old World Highest. Deze kelderverdieping was via tussenpersonen en stromannen in volle eigendom van een onderafdeling van een andere onderafdeling van de CIA. Deze dienst had niet eens een naam of acroniem en was een van de best bewaarde geheimen van de Verenigde Staten van de Westerse Gemeenschap. Bij de weinig ingewijden sprak men over De Kelder. Een dubbelzinnige, onbeduidende en mysterieuze benaming voor iets dat meestal het daglicht schuwt. De verdieping was volledig afgesloten van de andere verdiepingen en had zijn eigen nutsvoorzieningen die onafhankelijk werkten van de rest van het gebouw.
            De ingang naar deze verdieping was enkel langs een ondergrondse garage te bereiken via 44th Street die met de 2nd Avenue kruiste ofwel via het dak waar er  een heliport was. Via een luik op het dak kon men op de hoogste verdieping met een speciale lift naar de Kelder en dan moest men nog over een code beschikken om die te bedienen. Die code werd regelmatig uit veiligheid veranderd. In de ondergrondse garage, na een ingewikkeld parcours, kwam men bij de toegang naar De Kelder. Daar bevond zich ook een lift met een code die regelmatig werd gewijzigd en die hen naar de plaats bracht waar Markus op dit moment aan het werk was. Vanuit deze kamer werden verscheidene top-secretoperaties op de poot gezet, gecoördineerd en opgevolgd.
            Het project ‘Michael’ was Markus, die de jongste aanwinst was in het team, zijn eerste grote opdracht. Met de half doorzichtige helm op zijn hoofd zag hij eruit als een straaljagerpiloot, alleen was geen vliegtuig dat hij bestuurde maar een mens. Hijzelf, Clint Ellory, Walter Fallon en de leider Jack Sterlington vormden het volledige team. Via de sensoren en de elektroden in de helm stond hij voortdurend in verbinding met ‘Michael’. Alle markers stonden op groen. ‘Michael’ was op dit moment volledig onder controle!



……..



            Stephen March stapte uit de lift van zijn hotel en ging de gang op naar zijn appartement. Hij was van plan om zo vlug mogelijk de videostick te bekijken en was benieuwd of die enig uitsluitsel zou geven over de vragen rondom de dood van zijn zus. Rechtover de deur van zijn appartement stond een vrouw hem op te wachten.
            Hij fronste de wenkbrauwen en nam haar in één oogopslag op. Een sportieve gestalte gekleed in een lederen zwart pak, zwart kort haar, waarschijnlijk een motobotrijdster. Hij kon moeilijk haar leeftijd schatten. Dat was meestal zo met deze oosterlingen. Hun huid bleef langer gaaf en strak dan deze van de mensen uit de Oude Wereld. De westerlingen grepen eerder naar een gezichtsrenovatie die heden ten dage bij de routineoperaties hoorden.
            Wat huid uit pluripotente stamcellen kweken, een procedé dat al tientallen jaren op punt stond en die koppelen aan een 3D-printer en het gewenste gezicht werd zo op je bord gespoten. De chirurgen hadden er wel nog wat manueel werk aan, maar met de superfijne afgestelde operatierobotten die zij ter beschikking hadden, duurde zo’n operatie een stuk korter dan vroeger. Afstotingsverschijnselen werden met de nieuwste medicijnen tot een minimum herleid.
            Hij besefte plots dat de dame waarvan sprake, hem op dezelfde manier aan het taxeren was. Ze stond op haar gemak met haar rug tegen de tegenoverliggende muur van zijn appartementsdeur geleund, de armen gekruist en met één wenkbrauw geheven, het hoofd in een wat schuine houding. 'Kan ik je van dienst zijn?' vroeg Stephen beleefd.
            Ze zette zich af van de muur en stak haar hand uit. 'Yukiko Mitsukai,' en een korte maar stevige handdruk vergezelde haar woorden. De kracht waarmede ze zijn hand greep was voor hem een verrassing. Stephen March had verwacht een slap handje te krijgen van het frêle vrouwtje. Nou ja, hij kende haar niet. Als zij hem dit toestond kon dat misschien veranderen. Die Yukiko Mitsukai zag er niet mis uit voor een inwoner uit het andere deel van de Wereld. Ze werden in de wandelgangen van het Westerse diplomatieke corps als onbetrouwbaar afgeschilderd en moeilijk in de omgang en hadden een cultuur waar de naar oosterse normen die ‘barbaren’ uit het westen niet konden aan tippen. Hij zou graag dat stereotiep beeld doorbreken.



            Niettegenstaande zijn lengte en zijn gewichtige verschijning kon hij er mee door. Hij torende op zijn minst een hoofd boven mij uit en zijn gewicht zou als stormram enorme voordelen leveren. Nou ja, toch in het geval je een deur in moest beuken. Maar een Rode Cirkel kon de kracht van deze grote blok van een vent zonder moeite en met een paar hand- en voetbewegingen in haar of zijn voordeel ombuigen. Mijn eerste indruk was dus gematigd positief, naar mijn gevestigde standaarden dan wel. Ik wist nu niet of men die zo hoog moest inschatten? Mijn twijfel ontsprong terecht aan het feit van mijn praktisch voortdurende vrijgezellenbestaan buiten enkele korte amoureuze bevliegingen. Uitzondering op de regel die ik mij achteraf steeds had beklaagd.
            Of ik hem van dienst kon zijn? 'Misschien wel,' antwoordde ik. 'Mijn ouders waren net zoals uw halfzus het slachtoffer van de Akai-moordenaar.’ Stephen March nam mij direct met andere ogen op. Enigszins op zijn hoede voelde ik en berekenend. Misschien geloofde hij me niet. We waren op zijn minst tegenstanders op wereldvlak, al was er dan wel vrede en toenadering van beide kanten, uitwisselingsprogramma’s, begeleide reizen en wat ik weet ik nog meer om het wantrouwen tussen de bewoners van de beide werelden weg te werken. De werkelijkheid was echter anders. Ik zag ook een spoor van onrust in zijn ogen. Misschien had ik hem op het verkeerde moment lastig gevallen. Mijn God, wat was ik een oen, toen ik het begreep.  Hij was nog in de rouw wegens het recent overlijden van zijn zus.
            ‘Als het u niet past, wil ik gerust op een andere keer terugkomen, maar… misschien kunnen we elkaar…helpen om…?’. Ik, Yukiko Mitsukai, die nimmer verlegen zat om woorden, begon te stamelen. Nu nog  beter, die zou direct een totaal verkeerde indruk krijgen van mij.
            Hij knikte plots, wat mij oprecht verbaasde na mijn min of meer mislukte monoloog en opende met de kaartsleutel de deur van zijn appartement. ‘Kom binnen, rechtdoor kom je in de leefruimte, kan ik je misschien wat aanbieden? Een glas witte wijn of iets fris?’
            ‘Witte wijn is goed, als je er hebt open staan, anders iets fris. Voor mij hoef je geen moeite te doen hoor.’ Ik begon mij nu ook al te verontschuldigen. Yu, pak jezelf te samen, anders wordt dit een fiasco, moedigde ik mezelf aan.
            De heer March had een blijkbaar een knoop doorgehakt. Alleen hier op dit continent naar iets zoeken, zelf met zijn talrijke connecties zou een moeilijke zaak worden. Hij was en bleef een buitenlander, iemand van de andere kant. Misschien dan wel geen vijand, maar vriendschap was eerder uitzonderlijk dan voor de hand liggend.



            Als Stephen het hier slim aanpakte, zou hij misschien een handlangster aan zijn kant krijgen waardoor de juiste deuren opengingen. Wie weet? Hij vroeg zich af of hij het over de videostick zou hebben? Zonder hem vooraf te bekijken kon het een stommigheid zijn. Aan de andere kant, misschien zou juist het tegenovergestelde hem een tip kunnen geven in welke richting hij ‘zijn’, of als het Yukiko Mitsukai het wilde, ‘hun’ zoektocht zou gaan.

            Hij had een witte Chardonnay uit de Bourgogne gekoeld staan. Die kon hij zowel nu kraken. Het was de gepaste gelegenheid om het Westen en het Oosten wat nader bij elkaar te brengen en willicht zou de alcohol de lippen wat losser maken. Met zijn gewicht kon hij wel tegen een stootje. ‘Onegai, Yukiko Mitsukai,’ en hij gaf haar een goed gevuld glas. ‘Het is een in houten vaten gerijpte wijn en hij zou “beurrée, toastée et grillée” moeten smaken volgens de kenners. Ik hou ervan, sommigen vinden de vetheid van deze wijn, zoals men het soms noemt, minder lekker en drinken hem liever jonger. Dan zijn de aroma’s minder uitgesproken en zijn de oenologen erover eens dat men er hazelnoot, meidoorn en zelf de geur van stro in ontdekt.’

copyright Rudi J.P. Lejaeghere
09/02/2015

Reacties

Populaire posts van deze blog

Chateau Rouge: Deel 12